Vanochtend ben ik nog in Uluru en ga ik nog een paar wandelingen maken. In dit deel van Australië moet je vooral ’s ochtends iets doen en na 11.00 uur moet je vooral niets meer doen met deze temperaturen. Dus op tijd op pad dan is het nog te doen!
Ik begin in een deel van Uluru dat Talinguru Nyakunytjaku
heet. Je hebt hier een mooi uitzicht op Uluru vooral tijdens de zonsopkomst
maar die was al om 5.00 uur en zo vroeg ben ik er ook niet 😊.
Er zijn hier 2 wandelingen die in elkaar over gaan, eentje
die focust op de Anungu vrouwen, de andere op de mannen. Het meeste heb ik gisteren
al gehoord van de ranger maar het is een fijne wandeling om te doen.
Daarna ga ik terug naar de Uluru rots en wandel ik de Kuniya
walk naar de Mutitjulu Waterhole. De oorspronkelijke bewoners waren uiteraard
altijd op zoek naar water en hier is altijd wel water te vinden. Als dit niet
meer het geval was, dan was dat een teken om weer verder te trekken, De Anungu
trokken zo’n 500 km per jaar rond.
Behalve de waterpoel is hier ook veel rockart te vinden.
Inmiddels herken ik al wat, de concentrische cirkels betekenen waterpoelen. Ook
zie ik verschillende bladeren van planten en iets wat op een rookworst
lijkt, is een zittende vrouw.
Na het bezoek aan de waterpoel loop ik nog een stukje van de
base walk. Je kan helemaal om de rots heen lopen, dat is zo’n 10 km maar in
deze hitte kies ik daar niet voor. Uiteraard kan je ook gedeeltes lopen. Dit
deel heeft ook een stuk dat je niet mag fotograferen, maar dit is wel één van
de meest gevarieerde stukken van de rots.
Dan is het tijd om afscheid te nemen van Uluru. Dit stond
zeker op m’n bucketlist om een keer te bezoeken en ik ben blij dat ik dit er
vanaf kan strepen!
Volgende bestemming is Kings Creek, dat is ongeveer 2,5 uur
rijden. Er gebeurt weinig hier op de weg en als je in de outback een
tegenligger tegenkomt dan is het beleefd om die even te groeten. Dat is wel
grappig want op wandelpaden doen Australiërs dat bijna niet, terwijl we in
Nederland wel vaak even gedag tegen de ander zeggen.
Ik stop
even in Curtin Springs. Onderweg kom je van die kleine nederzettingen
tegen waar je kunt tanken en iets te eten kunt krijgen. Dit is vaak in combinatie
met een ‘cattle station’ en de ‘cattle’ hier in de regio zijn naast vee ook vaak
dromedarissen. In 1956 is Curtin Springs gesticht en in het eerste jaar kwamen
hier maar zes mensen langs. Nu wel 30 tot 40 toeristenbussen per dag.
Het laatste stuk naar Kings Creek moet ik overmorgen ook terug
rijden om naar Alice Springs te gaan, dat is niet anders hier waar de asfaltwegen
niet veel zijn. Ook dit is een cattle
station met een camping erbij waar ik een bush tent heb geboekt. Gelukkig wel
met airco want het is weer 40 graden vandaag.
Ik loop nog een rondje over de camping en zie ineens een spoor
van een hagedis die de ranger ook aan ons heeft aangewezen. Het lijkt op een
slang maar het is toch echt een hagedis. Leuk om die ook zelf te ontdekken!
Morgen ga ik de omgeving verkennen!